Luisterliefde: podcasts in de klas gebruiken

Het beluisteren van podcasts en audioboeken is een van mijn favoriete bezigheden. Ik vind het ontspannend, omdat ik me tijdens het beluisteren volledig moet toeleggen op het gesproken woord. Wanneer ik lees of een film bekijk, betrap ik mezelf er regelmatig op dat mijn gedachten tijdens het lezen of luisteren nog afdwalen. Wanneer ik alleen maar hoef te luisteren ben ik daar veel minder snel toe geneigd. Die focus op het woord werkt gek genoeg bevrijdend in mijn hoofd. Ik weet dat er heel wat podcastliefhebbers zijn die podcasts beluisteren in dubbel tempo, omdat ze het anders te traag vinden, voor mij vormt die traagheid net de charme van het medium.

Serial

Mijn liefde voor podcasts ontstond ergens in 2014, toen ik – nota bene door een oud-studente – werd gewezen op de podcast Serial en de mogelijkheden die deze podcast bood voor mijn lessen Engels. Ik was meteen verkocht en helemaal in de ban van het verhaal van Adnan Syed. Na het beluisteren van de volledige reeks ging ik al snel op zoek naar een alternatief om de ontstane leemte te vullen.

Al snel bleek dat er podcasts zijn over alle onderwerpen die je maar kunt bedenken. Er zijn heel wat podcasts in het genre van Serial: non-fictieseries die bestaan uit meerdere afleveringen, in detail inzoomen op een waargebeurd verhaal en opvallen omwille van een sterke nadruk op het narratieve en zelfs artistiek-literaire aspect. Ook Missing Richard Simmons en S-Town konden me in die periode erg bekoren.

Daarnaast zijn er ontelbaar veel informatieve podcasts. Meestal draait de podcast rond een bepaald domein (economie, kunst, film, technologie, onderwijs, …) en staat er in elke aflevering van de podcast een vraag of stelling centraal. De informatieve podcast die ik de voorbije jaren het vaakst beluisterd heb, is ongetwijfeld Freakonomics.

Podcasts in de klas?

Mogelijk klinkt dit herkenbaar: Vrijwel bij elk boek dat ik lees zie ik mogelijkheden om met het boek aan de slag te gaan in de klas. Zo gaat het ook met de podcasts die ik beluister. Af en toe werk ik een idee concreet uit tot een les of lessenreeks rond luistervaardigheid. Ik probeer hieronder enkele voorbeelden te beschrijven:

Klassikaal beluisteren

Al enkele jaren op rij beluister ik ten minste één aflevering van het eerste seizoen van Serial klassikaal tijdens mijn lessen Engels in 6 aso. De serie blijft boeien en weet ook elk jaar heel wat van mijn leerlingen te raken. In podcasts komen meestal verschillende actoren en perspectieven aan bod. Serial is bovendien rijk aan verschillende sociolecten. Die talige rijkdom maakt podcasts net zo boeiend. De eerste episode van Serial duurt ongeveer 50 minuten en ik besteed er dus twee lessen aan (tijdens de eerste les een korte voorbespreking en de eerste helft, tijdens de volgende les de tweede helft en een nabespreking).

Wanneer we de aflevering klassikaal beluisteren, onderbreek ik af en toe om cruciale woordenschat (in het voorbeeld van Serial bijvoorbeeld het woord ‘affidavit‘) of taalkundige bijzonderheden te bespreken. Ik probeer het aantal onderbrekingen te beperken om de sterke opbouw niet verloren te laten gaan.

En mijn les van vandaag dan?

Nadat we dit jaar een halve aflevering in de klas hadden beluisterd, kwamen meerdere leerlingen me spontaan opzoeken om me te melden dat ze al tot episode drie of vier geraakt waren. Mijn eerste reactie is dan altijd paniekerig: ‘En mijn les van vandaag dan?!‘ Dat idee verdwijnt al snel zodra ik besef dat ze op eigen initiatief twee uur intensief geluisterd hebben en duidelijk mee in het verhaal gezogen werden. Mission completed!

Werken met het transcript

Het grote voordeel aan de grote podcasts is dat er meestal ook een transcript beschikbaar is. Dat staat vaak op de website van de podcast zelf, maar is bij de populairste podcasts ook te vinden via de geweldige website Genius (die leerlingen meestal wel kennen omdat ze er betekenissen in interpretaties van songteksten kunnen vinden). Dankzij deze transcripts kunnen leerlingen mee lezen tijdens het luisteren (lees ook mijn blogpost over het gebruik van ondertitels bij Netflix) en verbinden ze klank- aan woordbeeld.

Een extra voordeel aan het gebruik van Genius is dat er door luisteraars annotaties aan het transcript zijn toegevoegd. Dat zijn meningen en bedenkingen van luisteraars, of opmerkingen over de vorm of het taalgebruik in de podcast, maar soms zijn het ook documenten die gelinkt kunnen worden aan de inhoud van de podcast, zoals foto’s en krantenartikels.

Podcast transcript annotations on Genius

Voorbeeld van een annotatie bij de eerste episode van Serial season 1 in Genius

In het geval van Serial zorgen deze annotaties ervoor dat leerlingen een veel sterker besef krijgen van het waargebeurde aspect van het verhaal (dat door de sterke nadruk op de vormelijke aspecten soms wat naar de achtergrond verdwijnt). Op de website van Serial zelf staan nog talloze links naar authentieke documenten, foto’s en kaarten die in de klas besproken kunnen worden.

Ik gebruik het transcript ook voor een voor- en nabespreking van de aflevering en vraag leerlingen om doelgericht te luisteren en te lezen. Soms moeten ze zoeken naar voorbeelden van een geziene grammaticale constructie, soms krijgen ze een andere gerichte opdracht (zoek voorbeelden van gebruik accent, woordkeuze, register, connotatie, …).

Het zoeken van voorbeelden van een past perfect en een past pefect continuous (Mevrouw, wie gebruikt die tijden ooit?) is meestal een voltreffer. In gesproken taal is de past perfect van regelmatige werkwoorden moeilijk te onderscheiden van de simple past aangezien het hulpwerkwoord had in de uitgesproken vorm sterk gereduceerd wordt en soms zelfs volledig lijkt te verdwijnen (waardoor het onderscheid tussen een past simple en een past perfect alleen duidelijk wordt bij onregelmatige werkwoorden):

he waited – he had waited – he (‘d) waited

he broke – he had broken – he (‘d) broken

In het transcript zien de leerlingen de geschreven vorm staan. Door leerlingen bewust te wijzen op het gebruik van de tijd en de koppeling te maken tussen geschreven en gesproken taal, herkennen de leerlingen de vormen nadien zelf ook sneller en zullen ze hopelijk ook sneller de stap zetten naar het gebruik van deze tijden.

Individuele luisteropdracht

Een derde manier waarop ik met podcasts in de klas werk, is met een individuele luisteropdracht. Leerlingen brengen zelf een hoofdtelefoon mee en beluisteren een aflevering van een podcast individueel. Soms krijgen ze de keuze tussen een aantal afleveringen, soms beluisteren ze in groep een zelfde aflevering. Het keuzeaspect zorgt vaak voor een hogere betrokkenheid.

De opdracht van de leerlingen bestaat dan meestal uit drie delen:

  1. Maak schematische notities bij de aflevering.
  2. Noteer de woorden die niet tot je actieve woordenschat behoren en zoek indien nodig de betekenis op.
  3. Vat de aflevering mondeling samen en presenteer ze aan je leerkracht of aan een klasgenoot (dat laatste kan zorgen voor een interessante wisselwerking wanneer leerlingen verschillende afleveringen beluisteren).

Afhankelijk van de doelen die ik wil bereiken met de opdracht, zal ik het gebruik van het transcript al dan niet toestaan, adviseren of verplichten. Een voorbeeld van een individuele luisteropdracht die ik voor mijn lessen maakte, vind je op KlasCement.

De podcasts die ik hierboven vermeld heb, zijn allemaal Engelstalig. Uiteraard (en gelukkig maar!) zijn er ook heel wat podcasts in het Nederlands beschikbaar. Beluister bijvoorbeeld eens een van de pareltjes uit Iemand, een podcast gemaakt door Ward Bogaert en Philip Heymans.

Recent werd op Twitter een oproep gelanceerd om Belgische podcasts te verzamelen in een overzicht. Beluister jij graag podcasts? Ken jij nog Belgische podcasts? Gebruik je ze in de klas? Laat iets weten!

Meer info?

Hoe groot is jouw woordenschat in het Engels?

In een vorige blogpost over het gebruik van de tool Learning Languages with Netflix raakte ik het onderwerp woordenschatgrootte aan. Dit is een onderwerp dat mij al lang interesseert en intrigeert. Al vier jaar op rij meet ik in het begin van het schooljaar bij mijn leerlingen van het zesde jaar de passieve woordenschat in het Engels. Ik gebruik hiervoor de tool my.vocabularysize.com, een tool die gebaseerd is op het werk van wetenschapper Paul Nation.

Woordenschatgrootte meten?

Er zijn verschillende redenen om de woordenschatgrootte van leerlingen te meten. Onderzoek wijst (niet verrassend) op een sterke correlatie tussen woordenschatgrootte en lees- en luistervaardigheid. We weten bijvoorbeeld dat leerlingen een bijzonder hoog percentage van woorden moeten kennen voor ze een gelezen tekst zullen begrijpen. Het is dus belangrijk om een inschatting te kunnen maken van het woordenschatniveau om te kunnen differentiëren. Mijn ervaring leert me dat de verschillen in woordenschatgrootte in een zesde jaar ontzettend groot kunnen zijn.

Daarnaast zijn er steeds meer tools die het leren ondersteunen door rekening te houden met woordfrequentie en woordenschatgrootte. Mijn favoriete tool is Word Wise van Amazon Kindle dat woorden met een lagere frequentie detecteert en boven de tekst verklaringen geeft voor deze woorden. Gebruikers kunnen zelf aangeven hoeveel aanwijzingen ze willen zien.

Word wise in de Kindle e-reader app

Ook de ondertitelingstool voor Netflix maakt gebruik van woordfrequentie om taalgebruikers te ondersteunen. De tool markeert moeilijke woorden in ondertitels. Gebruikers kunnen aangeven op welk ‘level’ ze woorden willen zien:

Meten is weten

De vraag is natuurlijk hoe je als gebruiker een inschatting kunt maken van je eigen woordenschatgrootte. Voor het Engels is My Vocabulary Size dus een manier. De test bestaat uit 140 meerkeuzevragen en als je de test in de klas laat maken, moet je toch een lesuur voorzien om voldoende tijd te hebben om het nut en de werking van de tool uit te leggen. Leerlingen haken bijvoorbeeld af op woorden die ze nog nooit hebben gezien, ze dreigen hierdoor ontmoedigd te geraken. De test peilt echter naar kennis van woorden uit verschillende ‘frequentielagen’ van het Engelse lexicon en het is dus erg normaal dat ze woorden zullen tegenkomen waarmee ze niet vertrouwd zijn. Het vergt dus enig doorzettingsvermogen om de test af te leggen.

De gemakkelijkste manier om de tool te leren kennen, is de test gewoon zelf maken. Hieronder beschrijf ik je hoe je zelf een testsessie kunt maken voor een klasgroep.

Zelf aan de slag

In 5 stappen leg ik je uit hoe je voor je eigen klas een testsessie aanmaakt. Als je de test zelf eerst wil maken, ga dan naar stap 5 en gebruik de logingegevens om de test zelf te maken.

stap 1: registreren en een testsessie aanmaken

Zodra je op de website geregistreerd bent als leerkracht, kun je een groepstest aanmaken. Selecteer ‘Create a group test’ en kies dan voor ‘monolingual / English’.


stap 2: extra parameters opvragen

Voorzie velden zodat je de leerlingen kunt identificeren (naam, voornaam, klas, nummer, rolnummer, …). Je kunt deze gegevens in het begin van de test opvragen (pre) of op het einde (post). Mijn advies is om de gegevens die je nodig hebt om de leerlingen te identificeren in het begin op te vragen.


stap 3: controleer identificatievragen

Controleer of de extra vragen op de juiste plaats staan.

stap 4: een testsessie aanmaken

Kies een naam voor deze groepstest (bv. klasgroep + jaar) en kies een toegangscode. Stel in hoeveel leerlingen de test kunnen maken binnen deze sessie.


stap 5: communiceer de gegevens met de klasgroep

Met de onderstaande gegevens kun je de test hier zelf afleggen. Gebruik de toegangscode ‘test’ om te test te starten.

Na de test

Na de 140 vragen moeten de leerlingen nog enkele gegevens invullen voor ze hun resultaten krijgen. Het is belangrijk om dt op voorhand te vermelden. De gegevens worden verzameld voor wetenschappelijk onderzoek. Leerlingen kunnen ook aangeven dat ze de gegevens liever niet willen delen.

Leerlingen krijgen individueel hun resultaat te zien, maar als leerkracht kun je het resultaat van de hele groep bekijken onder ‘View results’.

Resultaten interpreteren?

Het is nadien ook belangrijk om de resultaten te kaderen. Leerlingen krijgen in principe een resultaat tussen 0 en 14 000. Wanneer ze het hoogste resultaat bereiken kan het zijn dat het woordenschatniveau hoger ligt (meer toelichting in de FAQ bij de test). Het resultaat is een ruwe schatting, betreft bovendien woordfamilies en geen losse woorden en daarom zegt het cijfer op zich niet zoveel. Interessanter is de toelichting onder het resultaat zelf en de verhoudingen binnen de klasgroep.

Info over de interpretatie van de resultaten op https://my.vocabularysize.com/

Zoals bij elke test is houding van de leerling ten opzichte van de test een eerste belangrijke factor om mee rekening te houden. Het lijkt me daarom bijvoorbeeld weinig wenselijk om de test als huiswerk op te geven.

Toen ik de test de eerste keer in de klas afnam, heb ik hem op het einde van het schooljaar opnieuw laten afleggen. Ik merkte toen dat er mogelijk sprake was van een herhalingseffect en heb de test daarom de voorbije jaren enkel in het begin van het schooljaar laten afleggen. Het zou natuurlijk interessant zijn om een tweede meting te doen, maar ik denk dat een periode van één schooljaar een te korte tijdspanne is om via deze test duidelijke effecten in kaart te brengen.

Ken jij tools waarmee je woordenschat kunt meten in het Engels of voor andere talen? Heb je ervaring met deze testen in de klas? Ik hoor het graag.

Meer info?

Geef je vreemde talen een boost met Netflix

Tijdens de vakantie neem ik bewust tijd voor mezelf. Het leren van vreemde talen staat dan hoog op mijn prioriteitenlijstje. Ik voorzie daarom tijdens vakanties traditioneel tijd om de talen die ik beheers (in het bijzonder het Russisch) te onderhouden en nieuwe talen te leren. Dit doe ik met tools zoals Duolingo, Memrise en Knudge.me, maar vooral via … Netflix!

Beeld en klank combineren

Om een taal te beheersen is het noodzakelijk om voldoende input te hebben. Ik lees veel, maar het combineren van lezen en luisteren geniet duidelijk mijn voorkeur. Wanneer je gesproken taal ondersteunt met geschreven taal,  krijg je als taalgebruiker niet alleen auditieve, maar ook visuele input. Op die manier worden woord- en klankbeeld aan elkaar verbonden. Een gouden recept voor elke talenstudent!

Het is daarom niet verwonderlijk dat ik een grote voorstander ben van het gebruik van podcasts – met transcripts – in mijn taallessen. Ik heb ook erg positieve ervaringen met het gebruik van luisterboeken om het lezen van literatuur te ondersteunen of te verrijken (ook in het Nederlands!).

Ik raad mijn leerlingen bovendien altijd aan om films en series te bekijken met ondertitels in de originele taal. Jaarlijks hou ik in de klas ten minste één pleidooi om mijn leerlingen ervan te overtuigen dat het inzetten van captions (ondertitels in de orginele taal) beter is dan de ietwat stoere verklaring van menig jong talentalent dat hij of zij geen ondertitels meer nodig heeft om een film of serie te begrijpen.

Language Learning with Netflix

Recent kwam bij al die opties nog een extra mogelijkheid bij. Via talloze extensies is het mogelijk om het gebruik van Netflix te verrijken (ooit al de nood gevoeld om je laptopscherm te draaien wanneer je liggend Netflix kijkt? Kijk dan hier!). De extensie Language Learning with Netflix (LLN) is de tool die ik hier vandaag wil bespreken.

Beeld uit de Russischtalige serie ‘The Sniffer’ met de extensie LLN

Via deze tool kun je in een Chrome-browser Netflix kijken met ondertitels in de originele taal en in de doeltaal. De taal die je in Netflix instelt bij ondertiteling verschijnt bovenaan, de taal die als referentie gebruikt wordt (hier het Nederlands), verschijnt onderaan in beeld.

Je kunt bovendien aangeven hoe groot je woordenschat in de doeltaal is, zodat de tool automatisch moeilijke woorden voor je markeert.

Woorden die buiten het aangeduide woordenschatbereik vallen (hier: ‘пчёл‘) , worden gemarkeerd in de ondertitel:

Door op woorden in de ondertitels te klikken, verschijnt de betekenis van de aangeklikte woorden in een klein pop-upkadertje:

Zelf aan de slag

Om LLN te gebruiken heb je niet veel nodig. Je moet de extensie installeren in Chrome en toegang hebben tot Netflix in een Chrome-browser. Verder stel je op Netflix de taal in voor audio en ondertiteling. Omdat dit mogelijk een andere taal is dan de taal waarin je normaal naar Netflix kijkt, kan het zinvol zijn om een extra profiel aan te maken:

Dan moet je natuurlijk nog op zoek naar series in de vreemde taal. Via de link https://www.netflix.com/browse/audio kun je series, films en documentaires zoeken in vreemde talen. Helaas biedt deze filter in Vlaanderen en Nederland maar vier talen aan. Als je wil zoeken in een andere taal dan Engels, Frans of Duits, moet je een zoekopdracht doen of via een categorie zoeken (zie ook tip 3 hieronder).

Tips

Tip 1: Klik op de spatiebalk om de aflevering te pauzeren of opnieuw te starten.

Tip 2: Zet de optie ‘auto-pause’ uit tenzij je met ontzettend veel geduld afleveringen zin per zin wil analyseren.

Auto-pause uitschakelen

Tip 3: Zoals ik hierboven aanhaalde, is de talenfilter van Netflix beperkt tot vier talen. Gebruik daarom een tool als Flixable om na te gaan welke series en films beschikbaar zijn in de taal van je keuze. Sta versteld van de grote rijkdom aan series in vreemde talen!

Audiofilter op Flixable: kies een taal en ga op zoek naar films en series in deze taal

Ik ga alvast verder genieten van mijn vakantie met een goede serie op Netflix. Contacteer me als je vragen hebt, ik help je graag!

Meer info?

LLN installeren?

Ik maakte op verzoek een instructiefilmpje over de installatie van de tool:

Maak jij een backup van de digitale media die je in je lessen gebruikt?

Al enkele jaren op rij werk in in mijn lessen Nederlands in de derde graad aso rond de poëzie van Leonard Nolens. De keuze voor de auteurs die ik behandel tijdens mijn lessen ligt niet vast, maar het werk van Nolens blijft beklijven en daarom laat ik het vooralsnog niet los.

Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen

De lessenreeks over het werk van Nolens bouwde ik tot voor kort rond een bekroond interview door Ruth Joos uit 2011. Hoewel het fragment ondertussen al bijna acht jaar oud is, herinner ik me nog perfect het moment waarop ik het voor het eerst beluisterde. Ik kwam in mijn auto op een druk moment, zette de radio aan en hoorde een moment van stilte. Pas na enige tijd werd me duidelijk dat deze stilte deel uitmaakte van een interview. Nolens verwoordt (met veel moeite) dat hij niet thuishoort in deze maatschappij, dat niets ooit af geraakt, dat hij getrouwd is, kinderen heeft, maar niet in staat was om een gewoon beroep uit te oefenen. Ik werd erg geraakt door het contrast tussen de manier waarop de dichter over zijn werk praatte en de manier waarop hij zijn werk voordroeg. Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen is een gedicht dat ik sindsdien in gedachten wel eens meedraag als moeder.

Pas toen ik later in het kader van mijn lesopdracht een opdracht maakte rond poëzie, dacht ik terug aan dit interview. Het stond gelukkig nog integraal online en ik maakte er enkele jaren op rij dankbaar gebruik van. Voor leerlingen vormde dit interview altijd een heel bevreemdende ervaring: de traagheid, het openlijk benoemen van het falen en het eeuwige onafgewerkte. De Weltschmerz op de schouders van de auteur.

Onvindbaar

Hoewel ik uit veiligheidsredenen meestal een persoonlijke kopie maak van de mediabestanden die ik in mijn lessen gebruik om ervoor te zorgen dat ik door een falende internetverbinding niet met lege handen voor de klas moet staan, lukte het mij niet om dit interview in mijn eigen archief op te slaan.

Toen ik in de voorbereiding naar de lessenreeks vorig jaar op zoek ging naar het interview, bleek het onvindbaar. Een collega vond het fragment gelukkig nog terug op de oude archiefsite van Cobra.be zodat ik er uiteindelijk nog wel in slaagde om de les te geven zoals ik dat voorheen gedaan had. Ik weet niet hoe dit bij andere leerkrachten zit, maar nadat ik de les gegeven had, was de voldoening zo groot dat de bekommenis om de onvindbaarheid van het lesmateriaal helemaal verdwenen was. Tot ik … me dit schooljaar me begon voor te bereiden op de poëzieweek. Ik moest ontsteld vaststellen dat de archiefsite van Cobra volledig verdwenen was.

Gelukkig waren er online nog wel veel verwijzingen te vinden naar het interview. Via krantenartikels kon ik de boodschap van Nolens nog wel reconstrueren. Toch had het audiofragment een duidelijke meerwaarde die ik graag in mijn lessen wilde behouden.  Eind januari stelde ik daarom via de Facebookpagina van Het Archief voor Onderwijs de vraag of het interview ook beschikbaar kon gemaakt worden op het Archief. Ik maak regelmatig gebruik van beeldmateriaal op het Archief, maar had zelf nog nooit een aanvraag gedaan om materiaal online te plaatsen. Ik wist bovendien niet of radiobestanden ook aan het archief toegevoegd konden worden. Nog de dag zelf kreeg ik de bevestiging dat de aanvraag gebeurd was en dat ik een drietal weken geduld zou moeten hebben voor het materiaal beschikbaar zou zijn. Vorige week ontving ik een berichtje met het heuglijke nieuws dat het interview (met een samenvatting) beschikbaar was.

Backup

Deze ervaring deed me nog maar eens beseffen dat het belangrijk is om een backup te hebben van het digitale lesmateriaal dat ik in mijn lessen gebruik. Leermiddelen die door anderen online beschikbaar gemaakt werden zijn gevoelig voor verandering en vluchtig: ze kunnen gewijzigd of volledig verwijderd worden.  Ook voor andere lesmaterialen die ik regelmatig gebruik zal ik daarom indien nodig vanaf nu een aanvraag doen bij het Archief voor Onderwijs. Op deze manier is het materiaal immers niet alleen voor mij, maar voor alle leerkrachten beschikbaar. De aanvraag kostte niet veel tijd (een kort berichtje via Facebook volstond) en het contact via de Facebookpagina was bovendien erg persoonlijk. Ik wil dus zeker ook het team van het Archief danken voor deze fantastische dienstverlening!

Hoe ga jij om met de vluchtigheid van media en materialen die je op het internet vindt en in je lessen wil gebruiken? Maak jij een digitale backup? Kende je het Archief voor Onderwijs al? Heb jij nog tips rond mediawijsheid die bij dit thema aansluiten? Ik hoor het graag!

Meer info?

De vanzelfsprekendheid van de vaardigheid

Eens je over een nieuwe vaardigheid beschikt, is die vaak meteen zo evident dat je ze niet meer in vraag stelt. Je kunt je amper nog inbeelden dat je de vaardigheid ooit niet beheerste. Dat is een bedenking die ik me steeds vaker maak.

Als taalleerkracht besteed ik een belangrijk deel van mijn lessen aan vaardigheden. De vanzelfsprekendheid waarmee we de verwerving van een nieuwe vaardigheid omarmen, heeft ook enkele gevolgen voor het onderwijs van vaardigheden. In deze blogpost probeer ik enkele van mijn ervaringen te beschrijven.

1. Complexiteit van vaardigheden

Net als elke taalleerkracht werk ik aan vijf vaardigheden: lezen, schrijven, luisteren, spreken en gesprekken voeren (deze laatste wordt al eens vergeten, maar is volgens sommigen misschien wel de belangrijkste uit het rijtje). Deze vaardigheden zijn van nature erg complex, maar ze zijn voor vaardige taalgebruikers zo evident dat ze één en ondeelbaar lijken.

Eerste paradox: Hoe sterker ik mezelf ontwikkel binnen mijn vakdomein, hoe moeilijker het lijkt te worden om het leerproces vanuit het perspectief van de leerling te zien. Dit is iets waarmee elke leerkracht wel eens geconfronteerd wordt, denk ik.

Via de hashtags #researchED en #rEDlang kwam ik in contact met het werk van Dr. Gianfranco Conti. Hij wees er in zijn presentatie op ResearchED in Londen (april 2017) op dat luistervaardigheid binnen het talenonderwijs vaak getoetst wordt, maar niet echt aangeleerd wordt. Ik moet Conti in zijn vaststelling helaas gelijk geven. Gelukkig vond ik in zijn blogposts ook erg veel voorbeelden van activiteiten die ik in de klas wel doe, maar nooit zou ondergebracht hebben onder oefeningen om luistervaardigheid te verbeteren. Een samenvatting van zijn presentatie vind je in deze blogpost. Luistervaardigheid is bovendien een inwendig proces, dat we enkel kunnen ‘meten’ via de andere vaardigheden: we laten leerlingen schriftelijk of mondeling verslag uitbrengen van wat ze gehoord hebben. Hoe leerlingen luisteren, en hoe ze de beluisterde informatie verwerken, blijft voor mij als leerkracht een mysterie.

#rEDlang tweet
#rEDlang tweet over presentatie G. Conti

Een zelfde gevoel ervaar ik steeds vaker wanneer ik nadenk over schrijfvaardigheid. Leerlingen krijgen weliswaar telkens nieuwe oefeningen en opdrachten waarbij ze aan de slag gaan met tips, checklists, voorbeelden, schrijfkaders en strategieën, maar het aanleren van de vaardigheid zelf blijft voor mij vaak een black box. Er zijn bovendien veel parameters die een rol kunnen spelen. Dit maakt het uitermate complex om vooruitgang te meten. Eerder dit jaar lanceerde Jeroen Clemens een initiatief onder de noemer ‘Schrijfonderwijs op de schop‘ met als doel beter schrijfonderwijs te ontwerpen. In de reacties op zijn initiatief merkte ik dat vele vakcollega’s zich dezelfde bedenkingen maakten als ik.

Een kritische blik op de drie andere vaardigheden levert gelijksoortige vragen en bedenkingen op: Hoe komt de vaardigheid werkelijk tot stand? Hoe kunnen we vooruitgang van leerlingen meten en opvolgen?

2. Leerprocessen zichtbaar maken

Wanneer leerlingen bepaalde (deel)vaardigheden verworven hebben, valt het me telkens op dat ze dat vanzelfsprekend vinden. Van een euforisch gevoel is er zelden sprake. Bovendien tonen leerlingen soms onbegrip wanneer een medeleerling een bepaalde vaardigheid nog niet verworven heeft. Het wordt als storend aanzien en wekt ergernis op. De vaardige leerling kan zich niet meer in het perspectief plaatsen van de minder vaardige leerling. Hij kan zich dus ook niet meer inbeelden dat hij zelf in een (al dan niet) ver verleden dezelfde moeilijkheden ondervond.

Om leerlingen bewuster te maken van hun leerprocessen, probeer ik voor de vaardigheden deze processen zichtbaar(der) te maken. Voor spreekvaardigheid probeer ik leerlingen opnames te laten maken van zichzelf (als referentiepunt), voor schrijfvaardigheid laat ik leerlingen werken in Google Docs, dat een gemakkelijk toegankelijke revisiegeschiedenis heeft. Gerichte feedback en feedforward hebben een zelfde doel: leerlingen bewuster laten omgaan met het leertraject dat ze afleggen.

Als vooruitgang moeilijk vast te stellen valt en verworven vaardigheden als evident worden aanzien, heeft dit mogelijk ook een impact op de doelmatigheidsbeleving van de taalleerkracht. Als taalleerkracht word ik immers wel eens gewezen op talige onvolkomenheden in het werk van mijn leerlingen, maar bij leerlingen die op talig vlak volgens het verwachtingspatroon functioneren, wordt er zelden luidop over taalvaardigheid nagedacht. Het is…  een evidentie geworden.

3. Hoge verwachtingen

Wanneer een leerling een vaardigheid verworven heeft, wordt de lat door de leerkracht en de omgeving meteen – en vooral stilzwijgend – hoger gelegd. En dat is goed, want hoge verwachtingen van leerkrachten hebben een positieve impact op leerprestaties. Ik pleit er echter voor om als leerkracht voldoende aandacht te besteden aan de mijlpalen – hoe klein ook – die leerlingen behalen.

Verwachtingen mogen echter niet onrealistisch hoog liggen of absurd worden. Wanneer ik lesmateriaal over presentatievaardigheden bekijk, word ik soms ongemakkelijk bij de hoge eisen die gesteld worden aan leerlingen. Wie beroepsmatig wel eens presentaties geeft of deelneemt aan congressen, weet dat er een zeer grote diversiteit is aan sprekers en dat dé perfecte spreker niet bestaat. Ook ervaren en begenadigde sprekers hebben wel eens mindere dagen, moeten al eens minder goed voorbereid of in ongunstige omstandigheden aan de bak. Leren we leerlingen daar ook mee omgaan?

Rubric
Bron: Wikimedia Commons

Wanneer we rubrics  maken om vaardigheden te beoordelen, proberen we vaak zo allesomvattend mogelijk te zijn. Alle criteria worden tot in de puntjes beschreven en waar mogelijk ook met een cijfer gewaardeerd. Dit leidt soms tot absurde situaties. Een mooi voorbeeld van een dergelijke absurditeit van rubrics wordt beschreven in deze column van Coen Peppelenbos op TZUM. Peppelenbos beschrijft er hoe hij zelf zou falen als hij beoordeeld zou worden op basis van een rubric die hij in een artikel in Levende Talen (een tijdschrift voor taalleerkrachten) gevonden had. De rubriceerschaal telde maar liefst 26 criteria en was bedoeld om peerfeedback te geven. Het evaluatie-instrument schoot volgens Peppelenbos zijn doel ver voorbij.

4. Verwachtingspatronen doorbreken

Ik heb zelf een haat-liefdeverhouding met rubrics: enerzijds vind ik het maken van een rubric een zinvolle oefening om heldere evaluatiecriteria te formuleren, anderzijds zorgen rubrics ervoor dat leerlingen al snel in een (door mij of anderen voorbedacht) hokje terechtkomen. Vaak past mijn feedback inhoudelijk toch niet helemaal in de voorziene hokjes. Ik werk daarom graag met een rubric die niet gebonden is aan cijfers in combinatie met woordelijke feedback in twee categorieën: Wat ging goed? Wat kan er beter?

In mijn lessen probeer ik ook voldoende aandacht te besteden aan het verwachtingspatroon binnen bepaalde communicatieve situaties. Aan welke regels moet je je houden wanneer je een formele e-mail schrijft? Leerlingen die deze basisregels onder de knie hebben, daag ik uit met de vraag: Welke van deze basisregels kun je – bewust – schenden om je communicatiedoel te bereiken? En hoe kun je dan het best dat verwachtingspatroon doorbreken? Die vragen stellen de vanzelfsprekendheid van vaardigheden in vraag en staan voor mij centraal bij de vorming van vaardige taalgebruikers.

In deze blogpost probeerde ik enkele van mijn ervaringen over het onderwijs van (taal)vaardigheden neer te pennen. Heb jij bedenkingen die je wil delen? Of heb je tips om leerlingen taalvaardiger te maken? Ik hoor ze graag!